daarvoor had ze aan haar sulligen man overgelaten.
De beugelbaan was nou dansvloer geworden, n tingeltangel speelde liedjes uit den tijd van Toetankamen.
’t Was er erg druk, twee liederlijke boerejongens, die in de stad werkten, dansten wang tegen wang, bezopen en sentimenteel.
René en Peter waren met de twee meisjes maar teruggegaan naar de gelagkamer om wat uit te rusten en wat eten te bestellen. In de berookte lucht vielen de twee meisjes in slaap en de jonge mannen gingen nog wat loopen om ’t dorp.
Toen ze n uur later terugkwamen, was 't al wat licht geworden, 't Kafé was nou leeg. In den tuin bij den dansvloer had Zwarte Bet n ontbijt klaargemaakt en de meisjes, die intusschen ontwaakt waren, aten ook mee. Met hun zessen verorberden ze de vele eieren en de ham met koffie en brood.
Sef reed ze met den wagen terug. Hij gaf Bet nog n flinken zoen en n klap op haar rug, ging toen rechtop in den wagen staan.
„Ich bring m sjtraks waal truk.”
149
Ook de jongelui, die hun kater nu volstandig kwijt waren, sprongen op den wagen.
Kaarsrecht stond Sef op den snellen wagen als n Grieksch wagenmenner. Hij wenkte nog s naar Bet.
In de stad ontmoetten ze nog wat menschen, die katterig uit de soos kwamen; één gemaskerde met n gebroken haneveer op zn baret a la Rembrandt.
Toen Peter thuiskwam, kroop hij onmiddellijk in bed en bleef liggen tot drie uur s middags. Hij gebruikte wat en voelde zich heel frisch. Dan las hij ’t vierde hoofdstuk van z’n roman over, en ziende dat tamelijk onevenwichtig was, schreef hij opnieuw.
Om tien uur ging hij s kijken naar 't Begijnhof, maar Sef was met Fien aan 't zwalken. In de stad ontmoette hij Truitje weer. Samen gingen ze uit. Eerst naar de salomcaroussel, waar de menschen als dollen met serpentines en konfetti smeten. Stof poeierde door de hel-verlichte ruimte. In n oogwenk zat je neus vol stof.