De trein stond al.
Lizzy nam n coupé „dames”
„Dan hoef ik niet met die rotmenschen te reize,” nijdigde ze.
n Schampere lach was op Peters gezicht.
„U moogt hier niet zijn,” zei de conducteur barsch.
Verlegen boorde Peter terug.
Op de treeplank bleef hij staan.
„Lizzy, ik heb geen foto van je.”
„Ik zal je d’r n sture.” zei ze.
„Lizzy,” scheurde hem uit de keel. „Lizzy,” en dan rauw, „blijf hier, godverdomme.”
De trein knarste, ging langzaam. Lizzy boog zich snikkend over raampje en ze kusten elkaar op den mond, op eikaars bleeken mond.
„Df af pofferdomme,” vloekte de barsche conducteur.
Hij ging met Lizzy in de coupé, waar niemand was. Met ’n pomadestiftje kleurde Lizzy n tikje haar witte lippen bij.
127
Peter ging als n beschonken man langs 't perron.
Eerst kon hij ’t kaartje niet meer vinden, maar later vond hij ’t in zn portemonnaie.
Op straat was de gewone Maandagmorgendrukte. Sportmenschen liepen met ’t rosé krantje, dat de voetbalverslagen gaf van gister. Holland - Zwitserland 1 - 1. De Natris deed dit en Snouck Hurgronje dat.
De schooiertjes grabbelden met hun vuile, koude handjes in de vuilnisbakken.
Peter ging als n beschonken man. Nu was alles voorbij. Op de trap ontmoette hij de oude Geraedts, die hem echter geen goeien dag zei, maar wat bromde van meisjesverleider. Peter bloosde even, maar hij was te zeer weg om de situatie te kunnen begrijpen.
Op z’n kamer vond hij n brief van Amsterdam.
God, hij had al dien tijd niet meer aan z’n familie en z’n studie gedacht.