Zink geld kregen we voor ons edel metaal,
En zoo werden we berooid, arm en kaal.
Deze inlevering was echter pas het begin,
Want.... spoedig volgde ons koper en tin.
Alles wat men had, vervaardigd van deze metalen
Moest je brengen, daar ze het niet kwamen halen
En was het soms te zwaar om te dragen.
Dan huurde je maar een wagen.
Er was echter uitdrukkelijk bepaald
Dat deze kosten zelf moesten worden betaald.
Het ingeleverde zouden ze wel vergoeden.
Hier moest de Nederlandsche Bank maar voor bloeden.
De vergoeding was niet erg groot
En de menschen schrokken zich gewoonweg dood.
Een koperen bak bijvoorbeeld, 10 gulden gekost,
Werd je voor een paar dubbeltjes van verlost.
Met die brutaliteit hebben ze zich zelf gefopt,
Immers, toen werd het meeste in de grond gestopt.
De koperen melkbussen volgden ras,
Waar iederen melkboer, terecht, trots op was.
Want het was een sieraad van z'n wagen,
De blinkend gepoetste bus te dragen.
Maar wat kon het de moffen schelen,
Zij gaven maar hun doode bevelen.
Bepaling na bepaling stond in de krant
En de dieven sleepten alles uit ons land.
Nog waren de heeren niet tevreden,
Ook de kerkklokken moesten naar beneden.
De kosten hiervan moesten de kerken dragen,
Dat behoeft u natuurlijk niet te vragen.
En dat tuig gaat notabene door het vuur,
Als ze kunnen spreken over cultuur !
In Februari 1941 werd een W.A.-bende gestuurd,
Naar de Amsterdamsche Jodenbuurt.
Provoceeren en uitdagen was hun streven,
Maar er werd hen flink slaag gegeven.
Eén hunner, een zekeren Koot,
Ging aan zijn verwondingen dood.
Hierover schreeuwden ze, moord en brand,
Achteraf waren ze blij, met een Horst-Wessel in Nederland.
Een week hierna kwam het groene canaille,
En arresteerde 500 Joodsche mannen, als repressaille.
Wat voor mishandelingen tegen hen werden bedreven,
Kan met geen pen worden beschreven.
Dit te ontkennen had deze keer geen baat,
Daar het gebeurd was, midden op straat.