gehad en erg moet oppassen om het niet weer moeilijk te krijgen. In het n.i.w. worden in de eerste plaats de familieberichten gelezen, dan het hoofdartikel en het nieuws uit Israël.
Familiezin, onderlinge hulp en gemeenschapszin, samen met medegevoel worden als het meest Joods positief gedrag gewaardeerd.
De meerderheid gaat bij voorkeur naar Joodse winkels.
Opvallen, in welke zin ook, wordt als negatief gezien. Niet alleen opzichtig gedrag in Schiller- of Hilton-hotel, maar ook liever geen Joodse ministerpresident. Normaal zijn, niet opvallen is de leuze1. Interessant in dit verband is de vergelijking tussen het aantal geïnterviewden, die meenden dat de Nederlanders in het buitenland wel eens anti-Nederlandse gevoelens konden opwekken met hen die verklaarden dat Joden antisemitisme konden aantrekken door hun gedrag. Hierbij blijkt dat de laatste vraag tweemaal zo vaak bevestigend werd beantwoord als de eerste, (zie blz. 90). Men voelt zich zelfs in het op dit moment in vele opzichten filo-semitische en pro-Israëlische Nederlandse klimaat2 te onzeker voor een specifiek Joods gedrag en zeker voor uitgesproken Joodse groepsvorming. Dat de geïnterviewden de Joodse groep in Nederland nog vrij stabiel acht en elders de Joodse groep zelfs vooruit ziet gaan (vraag 1^ en 16) kan
1 Men denke hier aan Samuel 1, hoofdstuk 8, vers 20: „Dat wij zullen zijn gelijk aan alle volken”. Men zou de interne Joodse geschiedenis kunnen kenschetsen als een strijd tussen hen die de Joden willen zien gelijk aan alle volken aan de ene zijde en aan de andere zijde een Mozes en Samuel, de profeten, rabbijnen en politieke ideologen, die een opdracht voor het Joods volk zagen om het te maken tot een byzonder volk, een koninkrijk van priesters. De term „uitverkoren volk” werd kennelijk door vele geïnterviewden op een materiële basis gezien, waarbij zij de uitverkiezing in strijd achtten met de Jodenvervolgingen.
2 Nederland is op het moment van het vastleggen van deze tekst (voorjaar 1967) uitgesproken pro-Israëlisch, anders dan b.v. in 1948. Hiervoor zijn verschillende verklaringen : een zeker schuldgevoel tegenover het lot dat Joodse landgenoten in de oorlog ten deel viel; een opkijken naar het ideaal van de kibboets bij de linkerzijde; bij de rechtse partijen ziet men Israël ten onrechte als een soort Westers bolwerk in de wereld der dekolonisatie. In christelijke kringen, speciaal in protestantse, wordt Israël in verband gebracht met bijbelse voorspellingen. Hoe stabieldit pro-Israëlische klimaat is, is moeilijk te voorzien. Wanneer de pro-Israël stemming in Nederland mocht omslaan, zal zeker ook een deel van de Joodse groep een stuk Israël-identificatie prijsgeven. Hóéveel moet men afwachten. Het laatste kan men in zekere mate ook zeggen van de romantisering van de oude Amsterdams Joodse gemeenschap (met Meyer Sluizer en Max Tailleur als exponenten).
81