herleid worden tot het gemakkelijk en ongefundeerd optimisme van hen die weinig interesse hebben voor de werkelijkheid. Dit blijkt ook uit het grote aantal dat zich onthoudt van een oordeel over de Joodse leiding in Nederland, hoewel men wel vaak met specifieke klachten komt1. Een aardige illustratie van de hierboven beschreven attitudes die de Amsterdamse Jood kenmerkt komt tot uiting in een ingezonden brief, die in de periode van de enquête is gepubliceerd in het dagblad „Het Parool” van Vrijdag, 20 Juni 1962 onder de rubriek „Amsterdams Dagboek”. De inzender reageerde op een artikel waarin in deze rubriek een anti-semitische houding aan de kaak werd gesteld. Wij halen aan:
„En zo vraag ik me af, schuilt in dit alles geen gevaar? Is er naast de natuurlijk ook wel gunstige uitwerking, geen groot risico dat door deze herhaalde publicaties de vlam van het antisemitisme, die bij wijze van spreken als de eeuwige vlam op het graf van de onbekende soldaat altijd op een laag pitje heeft gestaan en zal blijven staan, aan-gewakkerd wordt? Is het niet beter ons (o ja, ik vergat nog te melden ook een lid van het „uitverkoren volk” te zijn) met rust te laten, ons niet bij herhaling op die manier in het middelpunt der belangstelling te plaatsen, maar dit alleen te doen in het kader van eens publiciteit geven aan belangrijke gebeurtenissen van of door Joden en dergelijke. Wij worden naar mijn smaak anders zo belangrijk en dat zijn wij niet, althans niet meer of minder dan alle Nederlanders. En met mij zijn er toch talloze Joodse Nederlanders, die trots zijn tot dit volk te behoren, dit Nederlandse volk, dat in de historie behoudens een enkel incidentje op zo ondubbelzinnige wijze bewezen heeft een volk te zijn van saamhorigheid, een volk waarbij niet zoals in vele landen wél het geval is, een werkelijk antisemitisme wortel kan schieten. ”
Men lette er op dat de inzender beweert, dat het antisemitisme in Nederland geen wortel kan schieten en tegelijk bang is dat hij ongelijk heeft, want hij vreest dat reeds het melden van antisemitisme en het bestrijden ervan genoeg is om het gevaar van Jodenhaat op te roepen. Ook hier is de duidelijke leus: laat ons met rust, laten wij niet opvallen. Tenslotte ook hier uitverkoren volk tussen aanhalingstekens. Het Jood-zijn wordt door de inzender kennelijk in de eerste plaats bewust beleefd in verband met antisemitisme.
82
1
Critiek, positief en negatief, richt zich meestal op de N.I.H.S. en een enkele maal op de Liberale Gemeente. De N.Z.B. (Nederlandse Zionisten Bond)en haar leiding wordt nimmer genoemd.