LUBAVITCHER MESSIANISME
Er zijn in het jodendom verschillende, naast elkander voorkomende opvattingen over het tijdstip van de komst van Mosjiach. Rabbi Mena-chem M. Schneerson, de Lubavitcher Rebbe, heeft in zijn geschriften veel aandacht aan dit onderwerp besteed (vgl. Schneerson 1962:68-76). Eerst en vooral is het uitgangspunt, dat de messiaanse tijd op een zeker ogenblik als een gepredestineerd doel van de schepping moet aanbreken. Het is echter afhankelijk van de mens of dat vroeger dan wel later zal gebeuren. In elk geval leidt het in acht nemen van de C’ddelijke voorschriften uiteindelijk tot de messiaanse tijd. Wanneer de mens dat verdient, komt Mosjiach op een wolk (Talmoed Sanhedrin 98A; Daniël 7:13) en in het tegenovergestelde geval doet hij “arm en rijdend op een ezel" zijn intrede (Zecharja 9:9).
Volgens Pirké d’Rabbi Eliezer (Perek 31) is de ezel, waarop Mozes zijn vrouw en kinderen deed rijden (Exodus 4:20), dezelfde ezel, die Abraham zadelde om Izak te offeren (Genesis 22:3) en dezelfde, waarop Moshiach zich zal openbaren, zoals er staat: ‘arm en rijdend op een ezel'. Het is mij overigens opgevallen, dat de Middeleeuwse commentator op de Tora, Rasjie niet zegt, dat Mosjiach op een ezel Jeruzalem zal binnenrijden of iets dergelijks, maar dat Mosjiach zich op een ezel zal openbaren. Daarmee impliceert hij wellicht, dat de ezel in de Tora de symbolische meerwaarde van onthulling of openbaring bezit.
De Lubavitcher Rebbe gaat in op de verschillende teksten, waarin de ezel in de Tora voorkomt. Hij legt uit, dat er een wereld van verschil is in de wijze, waarop Abraham zijn ezel gebruikt en de manier, waarop Mozes dat doet. Abraham legt er het offermes op en het hout voor het offer, terwijl Mozes zijn vrouw en kinderen op de ezel laat rijden. Hij voegt hier aan toe, dat hout en offermes onpersoonlijke gebruiksvoorwerpen zijn. Vrouw en kinderen zijn echter van een persoonlijke aard (Schneerson 1962:71). Zij maken in zekere zm deel uit van iemand. Bij Mosjiach staat er echter, dat hijzelf de ezel berijdt.
Vervolgens citeert hij de verklaring van de Baal Sjem Tov (1698-1760), de stichter van de chassidische beweging, dat chamor, ezel, op chomer, materie, slaat (Schneerson 1962:32). Zoals u wellicht weet, zijn de medeklinkers van een Hebreeuws woord bepalend voor zijn betekenis. Het gaat niet om de uitspraak, maar om de schrijfwijze. De woorden chamor en chomer komen dan met elkaar in stamletters overeen, hetgeen de eerder genoemde symbolische meerwaarde van de term chamor, ezel, bevestigt. Het gaat blijkbaar om veel meer dan
7