HART EN LAND
Mijn land, waarin de open waterplekken de klare spiegels van den hemel zijn, mijn land, waarboven winden ruimten wekken die golven voort achter de wazen lijn der in hun schuchterheid verloren kimmen; mijn prachtig land onder zijnwolkplafond, waartegen verre torens opwaarts klimmen, alsof zij tasten naar den hemelgrond;
ik zie u aan, gedragen door mijn ogen vaar ik de diepte van uw weelden in, ten prooi aan het onpeilbare vermogen dat mensenharten opent voor den zin der wereld en hen eeuwigheid doet schouwen, als was de schepping van haar floers ontdaan: geen teken meer waarop wij dromen bouwen, maar naakt en zuiver voor ons opgestaan.
Dan zijn de mensen tot een staat herboren die hen doet rusten in hun bezigheid, geheiligden die naar de stilte horen en nooit meer van haar zingen afgeleid, geschapenen wier sterfelijke trekken gelouterd zijn door bovenwerelds vuur, zij hoeven niet de armen uit te strekken om zich te heffen boven daad en uur.