Maar vuur dringt ook gesloten ogen binnen en hagel ranselt ook de huid die krimpt; geen slachtoffer zou sterven eer zijn ziel door wanhoop was veretterd en verminkt. Met trage schreden trok het noodweer op, iedere stap een ratelende slag, een schokkend vooralarm van het gehuil dat aanstonds uit de hemel neer zou gieren.
De prooi werd vastgenageld. Jood na Jood sloeg zich het ijzer in het levend vlees, toen hij zijn naam, onblusbaar zwart op wit, in het register der gedoemden schreef.
Reeds werd het hem van honderd gevelmuren
in het gelaat gebeten als een vloek,
dat woord dat hem verstootte uit de zon:
Jood - en het daglicht kantelde alsof een hand de hemelschaal had omgekeerd.
En toch was deze wereld nog van hem en dronk hij gulzig van haar atmosfeer; het licht van Holland was zijn levenslicht, hij wist het nooit zo hartverscheurend diep als nu hij hier in zijn vernedering overal ogen vond waarin de vlam van een onschendbaar weten stond gebrand: de Jood is ook een kind van Nederland!
Te lang reeds droeg de haat het stenen mom van de koelbloedige berekening die lijnen trekt op velden blank papier en acht het warme bloeisel niet waarin de spanning van het naakte leven trilt; te tastbaar was de weerloosheid, dan dat
30