o HEN PLANKJE IN EEN hoek van zijn woonhol had Alfred een rijtje boeken gezet. Ze sleten niet door veelvuldige hantering, ze kwamen amper van hun plaats, ondanks de indrukwekkende rugtitels. Alfred noemde het zijn levensverzekeringen. Nadere uitleg had hij nooit gegeven, al was het maar doordat er nooit over gesproken was. In ieder geval achtte hij zich in staat zijn eigen boontjes te doppen, met of zonder geleerde boeken. Als gesjeesd student, ja, sterker nog, als iemand die nooit een universitaire drempel had overschreden, ging er een zeker gezag van hem uit. Hij wilde niemand imponeren, de verhouding moest zich rustig, met zo weinig mogelijk woorden, ontwikkelen.
De naam Zeemanstroost had hem aangetrokken, toen hij de kroeg met haar luidruchtige bierreclame passeerde. Twee, drie straten verder lag de zee met haar eeuwig rumoer. Alfred deed een paar stappen terug en bleef even staan luisteren. Soms was het buiten beter dan binnen, nu was binnen beter. Hij trok het