MIDDEN IN DE WERELD
Het was midden in de wereld.
Er gebeurde niets.
Mijn moeder zette elke morgen
de tijd gelijk. Met twee, drie handgebaren
schiep zij de chaos om tot regelmaat.
De nanacht stierf, de hemel kreeg een aangezicht. De wind begon de straten droog te blazen.
Achter mijn vader die zijn omloop had hernomen bleef weer de deur een dag lang dicht. Ik draalde nog boven het tafelblad, een ronde zee die op een voetstuk in de ruimte stond.
Op weg naar school ontmoette ik de koude. Alle straten stonden open en joegen elkander zand in de strot.
Vandaag lag midden in de wereld.
De tijd was nauwelijks verzet.
49