SCHEMERING
Als de middag vermoeid is en er stuift
schemering aan op de wind
- loslopende mensen komen nog
boven de einder omhoog, maar verdwijnen
eer zij geheel zijn ontstaan -
legt zich het sterven van voorheen
zwaar op mijn leven; ik voel hoe het zwijgen
gestadig in mij doorgroeit, de onherstelbare
afwezigheid van warmte, lachen, vormen,
uit niets geschapen en een mensenleven lang
tot voortbestaan gedoemd.
Het dorp vergrijst. De zee bouwt muren van golven voor de tijd. Nu komt het grote slapen of de grote stem die zich in zand en steen verborgen heeft gehouden.
27