RIVIEREN
Ver van mij weg, ver buiten de uitgeputte armen van mijn herinnering zijn de allerhelderste ogen bezweken.
Ik weet het enkel uit
een oud herhalen dat zich niet
meer af laat breken,
een woord dat met een klank van steen
door mijn geheugen rolt,
maar sedert jaren wekt het in mijn mond
geen smaak meer op,
alleen nog aan de grenzen van mijn slaap
flitsen van pijn, gloeiende zigzagstrepen
tegen de hemel, maar de nacht, de dag,
verbreden zich telkens tot ondiepe,
trage rivieren. Ik leef daarop
zonder naar oevers te zien, alleen
gedachtig aan de zee waarheen ik drijf.
26