HOOFDEN
Hoofden, telkens voor de laatste maal hervonden, omarmd en dan nergens meer aanwezig, verlatenheid die haar velden van mijn lichaam tot boven de sterren spant.
Hoofden van mensen, ik kruip weg
in hun verbaasde schrik, hun nooit voleindigde
ontsteltenis, ik tuimel met hen
tussen muren omlaag, de kloof in het heelal
rekt zich gierend uit, wij raken
los van elkander, van onszelf.
Kreunende blijf ik liggen in het puin van hun dood.
ii