In allerijl werd de maaltijd beëindigd.
Mijn moeder wilde dat mijn voeten onmiddellijk werden schoongemaakt. Mijn vader, bedachtzamer, vroeg of er nog tijd was om die man te gaan halen. Hij wilde hem er graag bij hebben.
Meneer Zilver betastte mijn zwaar omzwachtelde voeten, hij kneep er zelfs in. Ik voelde niets, geen fluweligheid, geen jeuk, alleen maar dode zwaarte, alsof die uiteinden van mijn lichaam waren afgestorven. Angstig keek ik naar meneer Zilvers bedaarde gezicht.
'U wilt die man natuurlijk niet voor het hoofd stoten/ zei hij. 'Woont hij in de buurt?'
Ik noemde het straatje bij de rivier. Vader zou hem gaan halen en kon over een half uur met hem terug zijn. Meneer Zilver maakte geen bezwaar. Toch kreeg ik de indruk dat hij de wondergenezer graag voor het hoofd had gestoten, heel hard zelfs, zij het zonder het minste vertoon van opwinding. Om mij gerust te stellen, zei hij: 'Maak je maar niet bezorgd. Er gebeurt je niets.'
Als bewijs van zijn eigen innerlijk evenwicht ging hij met de krant in zijn stoel zitten om een tukje te doen. Ook nu had hij blijkbaar geen enkele reden om wakker te blijven.
☆
De spanning waarin ik verkeerde, belette niet dat ik me, als middelpunt van de belangstelling van vier volwassen mensen, gewichtig voelde.
De andere kinderen werden verre gehouden van het toneel dat voor mij al dadelijk een verrassing opleverde. De figuur die een paar uur tevoren als een heer gekleed de kamer was binnengekomen, verscheen nu in een versleten colbertje en een oude broek. Ook zijn zelfbewustheid vertoonde slijtage. Achter zijn lorgnetglazen had hij een aarzelende blik. Maar in het gebaar waarmee hij zijn citybag op een stoel zette, lag iets vastberadens. Hij mocht dan in de verdediging zijn gedrongen, gewonnen gaf hij zich nog lang niet.
Mijn voeten waren inmiddels uit de dood ontwaakt. Ze jeukten en bezorgden me kwellende en knellende pijnen. Ook meneer Zilver ontwaakte. Hij vouwde zijn krant zorgvuldig op en wierp de bezoeker een knik toe die nauwelijks
74