bij te zetten, bleef ik staan en legde een hand op zijn schouder. Zou hem op die manier iets duidelijk worden van mijn bedoeling? Er werd hem niets duidelijk.
'Ik weet niets van boeken/ zei hij eindelijk. Zijn meisjesstem klonk benauwd. Had hij iets dreigends in mijn optreden bespeurd?
Ik trok mijn hand terug en verklaarde geduldig: 'Je vader zou een partij boeken kopen. Dat heeft hij aan mijn vader verteld. Nu wou ik graag weten of er leuke boeken bij zijn.' Terwijl ik het zei, voelde ik plotseling hoe volslagen ongerijmd mijn jacht op die boeken was. Zonder Frans Bouke-ma's platte gezicht met zijn hulpeloze uitdrukking zou dit besef mij op dat ogenblik niet zo heftig hebben overvallen. Ik stond als 't ware oog in oog met een wereld die zich niet met boeken bezighield. De mensen waren er te arm voor. Ze leefden om aan geld voor een hap eten te komen, meer niet. De kleine Boukema scheen nog naar woorden te zoeken. De schaal sloeg bij mij nu definitief naar de kant van het medelijden door. Vandaar dat ik nog even met hem meeliep, tot de ingang van de Passage.
Daar was ik getuige van een merkwaardig toneel. In de hoge verlaten gang, een paar huizen van de ingang verwijderd, stonden drie mensen. Een van hen was de lange Boukema, compleet met jas en hoed. De andere twee waren Terwee en zijn vrouw, de bejaarde eigenaars van de bouwval. De lange man schreeuwde onophoudelijk, maar door de vreemde akoestiek van de Passage waren zijn woorden voor ons bij de ingang onverstaanbaar. Ik hoorde niets anders dan a- en o-klanken die tegen de muren en de glazen overkapping te pletter sloegen. De keiharde Terwee stond er met uitgestoken arm bij. Zijn gebaar scheen zoveel te betekenen als: Ik waarschuw je!
Mijn nieuwe vriendje en ik bleven verschrikt staan. Die mensen hadden ruzie, dat was duidelijk.
Maar nadat ik van de eerste schrik bekomen was, zag ik iets dat mij een ander soort schrik aanjoeg. De lijken en spoken die ik altijd in de Passage had vermoed, waren te voorschijn gekomen en gaven zich nu over aan een getier waar levende mensen geen woord van konden begrijpen. Terwijl ik dit dacht, wist ik dat het onzin was. Ik kende Boukema, ik kende Terwee en zijn vrouw. Maar mijn fantasie was sterker
62