hem tegenhouden? Maar Boukema bleef staan en wierp een onderzoekende blik op mij. Hij had kleine, lichtgroene ogen die zich diep in de mijne schenen te boren. Zijn ingevallen wangen bewogen alsof hij op iets kauwde. Ik plukte aan mijn jas. Het duurde allemaal niet meer dan enkele seconden. Toen zei Boukema: 'Is je vader thuis, jongen?' Hij moest mij in de serre hebben gezien, terwijl hij voor ons huis met mijn vader stond te praten.
Blij dat de man van de boeken mij herkende, antwoordde ik gedienstig: 'Ja, meneer!' Ik vergat te zeggen dat mijn vader bezoek had. Evenmin kwam het bij mij op Boukema thuis aan te kondigen. Ik liep voor hem uit de straat over, opende de voordeur en liet hem binnen. In de gang deed ik de deur van de huiskamer open en zei uitnodigend: 'Gaat u maar binnen', wat Boukema prompt deed. Haastig sloot ik de deur achter hem en vluchtte naar buiten.
Ik wist dat ik iets onbehoorlijks had gedaan, iets dat in strijd was met de goede huiselijke zeden. Maar vervielen die niet, nu er duizenden boeken op het spel stonden? Ik onderdrukte alle vragen en wierp me op het voetbalspel.
☆
Met gebogen hoofd liep ik een uur of wat later de storm thuis tegemoet. Ik had me zo hartstochtelijk aan het voetballen gewijd dat er geen aandacht voor iets anders overbleef.
Ik wist niet of Boukema inmiddels was vertrokken, of oom Ben en tante Martha nog bij ons waren. Maar van die storm was ik zeker. Ik dacht er een ogenblik aan via de achterdeur binnen te komen. Deze deur was weliswaar altijd afgegrendeld, maar aangezien het een schuttingdeur was, kon ik er misschien overheen klimmen. Het was een wanhoopsgedachte, zonder enig verband met de realiteit. Heel wat reëler was mijn vader die toevallig de voordeur opende. Ik deinsde onwillekeurig terug. De moeheid na het spel en de verwachting van een uitbrander deden mij trillen op mijn benen. Mijn gezicht, dat bezweet was geweest, begon weer te gloeien.
'Kijk me aan,' zei mijn vader.
55