secuur man. Hij ging niet tot verdeling over voor hij de hele zaak, tot de laatste speld toe, had geïnventariseerd.
Buiten de zomermaanden kregen we zelden familiebezoek, maar nu kwamen ter ere van die nalatenschap op een zondagmorgen oom Ben en tante Martha uit de lucht vallen. Ik herinnerde me die oom en tante alleen in zomerkleren en dacht eerst dat ze zich verkleed hadden. Die indruk werd versterkt door het feit dat de lijvige oom Ben het altijd warm had en geen gesprek kon voeren zonder dat het zweet op zijn gezicht parelde.
Maar bij het behandelen van een erfeniskwestie mag men zweten; vandaar dat ook de iets bedaardere tante Martha zo nu en dan in vuur en vlam raakte. Toen de discussies over gewichtige zaken als een klok, een leunstoel en een kastje een luidruchtige intensiteit begonnen te krijgen, werden de kinderen de kamer uitgestuurd.
De gloed van die passie drong niet door tot mijn slaapkamertje achter in het huis. Het was er koel en stil, en ik zou me daar met een boek ruimschoots getroost hebben, als ik niet zo bang was geweest voor het mislukken van de onderneming met Boukema. Af en toe keek ik door het raam. Boven het dorre tuintje zag ik een stuk bewolkte hemel. Ik dacht aan de boeken die Boukema op het spoor was gekomen en die me maar niet met rust lieten.
De mogelijkheid dat al die boeken me door de vingers zouden glippen, werkte zo op mijn zenuwen dat ik opsprong, mijn jas aantrok en de deur uitliep. Ik zag een paar jongens die op een onbebouwd terrein aan het voetballen waren. Ik deed mee en trapte mijn onrust weg. Toen ik het warm kreeg en op het punt stond mijn jas uit te trekken, zag ik een lange figuur door de straat in de richting van ons huis lopen. Aarzelend hield ik mijn jas aan. Dat was immers Boukema, de man van de boeken. Niet alleen aan zijn gestalte, ook aan zijn kleding herkende ik hem. De zondag had hem blijkbaar geen aanleiding gegeven tot het afleggen van zijn schamel tenue.
Ik liet het voetbalspel in de steek en deed een paar passen naar de straatkant. Wat wilde ik eigenlijk? Ik wist het niet. Ik was bezeten van die boeken.
De absurde vrees kwam bij mij op dat als die man ons huis voorbijliep, de hele zaak in duigen zou vallen. Hoe kon ik
54