houden, door de wind of door een andere kracht; een andere keer viel ik door een onbekend obstakel en schreeuwde het uit. Bezweet werd ik dan wakker, maar zonder werkelijk tot bewustzijn te komen. Het was of de droom in een grensgebied tussen slapen en waken voortduurde, een ervaring die ik beredeneren, maar niet beheersen kon.
In een andere droom zag ik in ieder raam waar ik langs liep twee elkaar kruisende latten. Daarachter vertoonden zich mensen, tot de schouders, met ver naar links en rechts uitgestoken armen. Ik wist dat het een droom was en dacht: Nu moet het ophouden. Moeizaam duwde ik de dekens van mij af, liet me uit bed zakken en wankelde naar de wastafel, waar ik met beide handen water tegen mijn gezicht wierp. Tegelijk met het omlaagvloeiende water voelde ik de kruisen in mijn hoofd vervagen, alsof het water ze wegspoelde. Soms zag ik geen kans mijn dekens weg te werken en mijn bed uit te komen. Dan trachtte ik mijn angsten te bedwingen door te denken dat ik een lafaard was, bang voor iets onzinnigs.
Wat zouden de jongens van de klas zeggen als ze hiervan wisten?
Steeds wanneer ik naar school ging en de sporen van dat kruis voor onze huisdeur zag, meende ik dat er iets aan mij te zien moest zijn, alsof dat teken op de straatstenen een stempel op mij drukte. Ik hoorde het trage gezang van de strandpredikers, ik sleepte het achter mij aan en was opgelucht als ik bij school aankwam, waar de stemmen van de kinderen dat zingen verdrongen. Ik ging zo gauw mogelijk naar binnen en voelde me pas op mijn gemak als de lessen begonnen. Zo liep ik ook niet de kans Willy Kühling tegen te komen. Ik had hem vroeger al niet willen zien, ik wilde dat nu minder dan ooit.
De omstandigheden schenen me een handje te helpen. Vóór schooltijd ving ik een gesprek op tussen twee jongens uit Willy's klas. Ze hadden het over hem. Hij was ziek, hij leed aan 'vallende ziekte'. Meer hoorde ik niet, maar het was genoeg om mijn verbeelding aan het werk te zetten. Niemand kon zulke wonderlijke sprongen maken als hij, niemand kon zich zo pardoes, als een menselijke bal, laten vallen. Misschien ging hij aan die ziekte dood, dan zou ik van hem af zijn. Ik had er graag meer over willen weten, maar
44