Het haarlint
I
Het nieuwe dienstmeisje droeg haar haren niet opgestoken, zoals andere vrouwen, maar samengebonden tot een kort staartje in haar nek. Daardoor werd haar volwassenheid een twijfelachtige zaak voor mij. Het ontging mijn bijna tienjarige ogen niet dat ze vrij lang was en de ronde vormen bezat die ook andere vrouwen eigen waren, maar haar smalle gezichtje met de grote ogen had iets kinderlijks, waarbij het staartje in haar nek wel paste.
Hanna was gekomen in gezelschap van een oudere dame met een snor en gedecideerde manieren die door haar donkere, mannelijke stem nog iets nadrukkelijkers kregen. Ik mocht niet lang van de manieren van die dame genieten, want na enkele ogenblikken werd ik de kamer uitgestuurd. Ik bleef niet aan de deur luisteren, want het kon me weinig schelen wat daar besproken werd.
Dienstboden en werksters kwamen en gingen, ongeveer zoals zomer en winter, zij het minder regelmatig. Het waren vrouwen die maar half tot het gezin behoorden, want ze aten in de keuken en gingen 's avonds naar huis. Een of twee keer hadden we een inwonende hulp gehad, maar die kon ik me nauwelijks herinneren.
Meestal wekten deze dienstbaren een stille weerzin bij mij. Ze hadden een lucht die niet de onze kon zijn, anders had ik hem niet opgemerkt. Ze deden dingen die ons gezin niet deed, zoals hun neus met hun handrug afvegen of koffie drinken met behulp van hun schoteltje, waarop ze telkens een flinke teug uitgoten. Ze gebruikten woorden die niet netjes waren en die wij kinderen dan ook alleen onder vriendjes hardop durfden uitspreken.
Hanna had iets van een engel. Dat kwam door haar smalle mooie gezicht en door de manier waarop ze liep; misschien ook door haar grote bruine kinderogen die ik niet kon rijmen met het feit dat ze al zeventien jaar was, zoals ik mijn moeder had horen zeggen.
26