den, de sleutel verdonkeremaand, en keek hem nu met een quasi-bezorgd gezicht aan. Zonder verder op haar te letten rende hij naar zijn werkkamer, tastte in allebei zijn broekzakken en pakte de sleutel. Het ding had in de rechterzak, in plaats van zoals anders in de linkerzak gezeten. Hij had geen tijd om zich af te vragen of dit een truc van de vijand was of dat hij zelf, door koorts verward, de sleutel verkeerd had opgeborgen. Er moest gehandeld worden, de toestand werd hoe langer hoe dringender.
Juist toen hij de sleutel wilde omdraaien, werd de deur opengeduwd, niet heftig, maar toch stevig genoeg om hem achterover te doen tuimelen. In zijn val greep hij zich vast aan een stoel. Het ding kantelde en sloeg op de grond met een klap die Koch in de oren klonk als het instorten van een muur. Zelf kwam hij onmiddellijk weer overeind. Een pijnlijke schouder kon hem niet beletten een stap in de richting van zijn vrouw te doen en haar toe te schreeuwen: 'Verraadster!’ Ze keek hem zwijgend met grote ogen aan, alsof ze niet kon geloven wat ze zag. Haar zwijgen verhevigde zijn woede. De grote, wereldomvattende samenzwering was ook zijn huis binnengedrongen, had zijn vrouw overvallen en haar tegen hem in het harnas gejaagd. Ze klaagde hem aan zonder een woord te zeggen, maar van het hoofd tot de voeten een verwijt.
Hij wankelde, het was alsof hij de koorts in zijn lichaam voelde stijgen, een vanuit zijn benen omhoogsnellende hitte. Maar toen zijn vrouw haastig kwam toelopen en een stap over de drempel van zijn kamer wilde doen, kreeg zijn wil om haar buiten te houden de overhand. Zijn kracht groeide tot in het onmetelijke, de legerscharen die hem naar de overwinning moesten leiden, schenen zich in hem te hebben samengetrokken, Van der Beek, Piet, Luuk staken hun armen naar
103