hem uit, hij voelde hun energie in zijn lichaam stromen, ze waren nog slechts één geheel, een harde kern, waaromheen de wereld cirkelde, sneller, steeds sneller, een malend heelal. Het begon te gloeien, er spatte vuur af dat op hem neerregende, van alle kanten zijn lichaam binnendrong. Zijn woedende afweergebaren hielpen niet, hij verwarde zich erin, wist niet meer binnen van buiten te onderscheiden, begreep alleen nog maar dat hij vechten moest, het vuur uittrappen, de wereld . . .
104