Levensdag
Mensen persen het hout uit hun leden. Er gaan gebaren in lucht op. Kaken gapen hun ziel uit. Er wordt gewreven en gewrongen. Levensdag.
Ik hoor de stad, de zee
van rollend en hollend materieel. Honderdduizend eenzelvigheden schuiven door elkaar.
Mijn hoofd gebukt onder een lampekap
vol koude warmte, zeg ik
wat er gebeurt en wat er aanstonds
niet meer is. Dodenherdenking midden in de slag.
Verlies en winst vereffenen elkaar. De hand wordt tegelijk gestreken met de vlag.
Het is nog morgen. Winter. En de haast blijft onvermoeibaar naar de avond vluchten.
26