Halte in de bergen
In de wind die wijdbeens toeloopt mompelen gras en geboomte.
Door het onderhout trekken dieren sporen van een overhaaste vlucht.
De bergen kleden hun herfstige hoofden in flarden avond en glijden zienderogen uit het zicht.
Schaduwen schuiven elkaar hun groeiende vormen toe en worden water dat wegvloeit in de schemering.
Wij rijden verder, aldoor binnen het machtsgebied van woekeringen die straks hun armen om de auto slaan.
15