Het land uit
(fragment)
Wij verlieten het land. De zomer gleed de wereld uit. Het groen sprak met de dood en kleurde bijna zwart. Hoofdschuddend beduidde het zijn volheid. Wij renden door het septemberlicht. Er stonden regenwolken in het zuidwesten, gebalde vuisten tegen de hemel. Het zou winter worden achter ons geheugen. Reeds hielden dorpen ons andere klimaten voor, namen die geurden naar bloemen, een aarde die gelovig leven en sterven kan. Ook in de avondzon blijven de góden overeind, gestalten zo helder dat men de nacht erom vergeet.
14