zijn vurig zwijgen is een openbaring van menschelijkheid, die geen pijn of leed erkent; hij vond de opperste ervaring: onwankelbare zelfgenoegzaamheid, die al wat in haar krachtveld is gekomen zich eigen maakt en losrakt uit den tijd, om het met nieuwe trilling te doorstroomen.
Zij weten op het laatst niet meer, waarom van ree tot ree zij snellen; eens was het winst, daarna de eer, die zich in goud niet uit laat tellen.
Eens was het om een woesten nacht tezamen met de kameraden, daarna om ijlings nieuwe vracht in het begeerig schip te laden.
En thans? Er rest hun geen minuut om tot vergetelheid te zinken, zij zien de oogen van den bruut voortdurend voor hun oogen blinken.
Zij zijn een knechtentroep, een rot galeiboeven, de stalen keten des meesters rammelt aan hun bot en heeft zich in hun vleesch gevreten.
Zij werden door den tijd gesleurd, als wind passeerden hen de jaren, steeds hebben zij het hoofd gebeurd naar nieuwe einders, naar den klaren,
65
Mok 5