had hij een nieuwe wijsheid onderkend: de ware heerschappij kent geen geweld.
Hij waagde zich niet verder op dit pad, het denken is een kwade bezigheid.
Hij bleef zichzelf: een die uit eiken strijd als zegepralende naar voren trad.
De kapitein, het schip, het varensvolk, tot een drieëenheid smolten deze saam. Boven de wereldzeeën hing de naam van Decker als een donderwolk.
Hij vreesde tegenstroomen noch orkaan, de „Arend” rende door den witten brand der golven, of een bovenaardsche hand haar voorwaarts sleurde door den oceaan. Zij stoof de zee langs3 zonder rust of duur, gelijk een vreemde vogel, die den wind niet onderdanig is, maar voert bewind over de diepste krachten der natuur.
Zoo werd hij tot legende, eer hem God den bliksem der verdoemenis toestiet.
Nog was zijn trotsche vaart een zegelied over de geeselroede van het lot.
De mannen volgen hem met blinde trouw, soldaten die zich om een veldheer scharen en schenken hem hun liefde van rabauw, gereed om met hem naar de hel te varen. Zij weten nauwelijks wat hen bezielt,