en menschen met het martelend beraad, dat nooit de uitkomst van de wereldsom zal vinden en toch nimmer rusten kan; de menschheid stormde als een vurig span de ruimte in en doolde om en om, vond woorden, zweeg, aanbad, misprees, al om het even: in den wereldbouw 'vervaagde ieder spoor van wrok of trouw.
Weer overviel de doodelijke vrees der doelloosheid zijn hart, als in den tijd toen de extase in hem openbrak en hij de handen naar den hemel stak en rilde in den wind der eeuwigheid.
Hij lachte wreed, zoo lacht slechts wie den dood het open aangezicht heeft toegekeerd.
Het havenfront lag aan zijn voet gemeerd, ten Westen gloeide donker avondrood.
Opnieuw stiet hij het machtig Amsterdam gelijk een monster van zich af, hij rook de zee: zijn eeuwigheid, zijn graf, zijn liefste die hem in haar armen nam.
Zij was hem dood en leven tegelijk, zijn vijand en zijn toeverlaat, hij stortte in haar over met den haat van Satan voor Gods koninkrijk.
Hij wist zijn doel, nooit zou hem meer de wind bedreigen met verwaaiing van zijn spoor: zijn ziel, onsterfelijk, zou altijddoor
60