De schipper bleef als laatste man aan boord, nog bood hij weerstand aan den roep der aarde, dan ging hij ook, een doodelijk bezwaarde, die sleepte zijn vervloeking met zich voort.
En toch doorhuiverde hem weer het zoete verlangen, dat hij even had gevoeld, naar iets, wat hij sinds eeuwen niet ontmoette: een wind, die hem het heete voorhoof d koelt, een oogopslag, waarin het wereldbranden tot vreugd verhelderd en bedwongen is.
Maar zijn gedroom stiet telkens op de stranden van eenzaamheid en duisternis.
De kleine vuile stad lag tusschen rotsen geklemd, die rezen eeuwig naar de lucht.
Geen macht van menschen nam hier ooit een trotsche, boven den hemel uitwiekende vlucht.
De bergen donkerden met hun massieven stom en geweldig om de grijze baai, de stem, die hier de stilte zocht te klieven, werd spoorloos meegevoerd op het gewaai, dat langs de rotsen voer. En elke afgedwaalde, die dezen uithoek van de aard betreedt, geeft zich verloren aan een onbepaalde verschrikking, een woestijn van leed.
De schipper, voor het aangezicht van God, liep door de straten met zijn looden tred.
Hij dacht: „Wie ben ik, dat ik het gebod van den Vervloeker als de hoogste wet
122