— Zoo zoo... Ik weet niet, wat er van terecht komt. Hii
7 j
is soms totaal verward, maar dan is ie weer opeens heel nor-baal. In hoeverre dat aan de koorts ligt, weet ik natuurlijk niet. Ik ga zoo meteen naar den dokter, die zal me wel op de hoogte brengen.
— O, was ie niet op bezoek, vanmorgen?
— Welja, maar ik ben direct naar huis gegaan, heerlijk maffen.
Dit antwoord is tamelijk onbevredigend voor Van Swieten. Maar wat heeft hij eigenlijk verwacht? Hij weet het zelf niet en aarzelt.
— Waarover heeft Bonger gesproken? vraagt hij dan.
— Lieve help, wat wil jij veel weten! Ik kan je al dat geijl toch niet overbrieven en bovendien heb ik er geen notities van gemaakt!
— Ik bedoel: als ie normaal was. Je zei toch, dat...
Fie begint luidkeels te lachen. — Hahaha! Maar als je ’t zoo graag wil hooren: hij zei, dat ie me een schat vindt... Ik heb bepaald z’n hart gewonnen...
Van Swieten voelt een opwelling van wrevel. — Ja, zoo ben jij wel! Maar hij is zoo niet! Daarvoor ken ik ’m te goed...
Fie schatert weer. — Ik kan ’t heusch niet helpen. Misschien was ie dan toch niet normaal... Ik vind ’t overigens onbehoorlijk, om te insinueeren, dat ik een flirt ben. En dan nog wel tegenover een patiënt...
Ze kijkt hem scherp aan, ze weet er alles van, sinds lang. Brave jaloersche stakker...
51