JONGENS EN MEISJES
De jongens kwamen op hun motorfiets de schuine banen van de zon omlaag en stonden lachend in hun blinkend leer de tintelende meisjes naar het hart.
Door ramen, deuren wapperde het wit der uitgelatenheid de avond in die met een late knipperoog van licht tegen de dennemuren stond geleund.
Daarna, door geur van houtvuur uitgeleid, dwaalden de paren naar de bosnacht weg, onhoorbaar in de stilte opgelost.
Nog uren zwierf de nachtwind om het huis op zoek naar mensenmonden die zijn warmte wilden drinken.
88