BERGWERELD
Wij daalden langs de helling van de morgen onder de zon door, onder de stromende bron van de hemel.
Mannen met zwartgebrande rompen tilden steenbrokken en slepen hun gebaren aan het staal van de hitte.
Wegen sloegen armen door het blauw. Bomen wierpen over lichtafgronden elkander schaduw toe.
Ik dacht inwendigheden en stond overal voor instortende zeeën.
Soms werd ik wakker, maar alleen om dieper in de vrouwelijke gloed achter de dingen aan te lopen.
63