DODEN
Doden in mijn hoofd verzonken, stenen op de bodem van mijn slaap.
Ik heb geen ademhaling meer voor hun verstikkend zwijgen, geen vingerwijzing naar de duisternis van hun verlorenheid.
En toch, ik woel en wentel in mijn lijf door het luchtledige, ik houd beraad voorbij mijn wanhoop, sla mijn handen tussen de sterren, hamer nacht aan nacht diepere stilten open, enkel om nog éen vergankelijk atoom te vinden van wat zo hopeloos vereeuwigd is.