AFGESTORVEN
Op jouw mond staat geen licht meer te ademen, in jouw voeten klinkt de dag zich niet meer los. Steenlawines liggen op je dood, hooggebergten van vergetelheid, zonder wind, zonder een witte top waar de hemel op kan rusten.
Dieper dan mijn oren, in het niet luisterend, hun spanning kunnen rekken, is de stilte van je afgestorvenheid.
En de nacht waarin ik met verschroeide ogen rondtast aan het duister, heeft meer kleur dan het vacuum waardoor je leven sedert jaren wegsnelt uit het licht.
56