VERGEEFS ONTWAKEN
Jaren vallen om. Mensen ontstaan uit steen en vegen met levende handen de dood van hun gelaat.
Er drijven wolken weg. Hun mond begint zijn spraak te zoeken. Ogen gloeien aan en drinken ruimte.
Lichamen zuigen zich huiverend vol met waterkoelte; zij worden weer gewogen door de adem van het licht.
Zij baden zich opnieuw in ondoorgrondbaarheid en nemen een diepe onrust over in hun bloed.
Zij lopen uit tot bomen. In hun armen rijzen zij boven hun krachten uit en worden dooraderd met nacht en wind.
Zij dalen stil naar hun verlies terug. Lijkwaden dekken hun vergeefs ontwaken. Hun dood valt samen met de duisternis.
54