ZWERFGESTALTEN
De levens die zich hebben doodgeschreeuwd. Er is geen stilte diep genoeg om mijn gehoor in te verbergen.
Overal dringen splinters van hun pijn mijn leden binnen.
Overal sterf ik met hen mee en voel hun laatste ademtocht tot niets verbranden.
Steeds, bij het ontwaken van de nacht, stoot de einder zwerfgestalten los die hun onrust door het donker jagen en blijven hangen in de dode wind buiten mijn raam.
Ik roep en zwijg, ik loop en lig.
Ik slaap mij weg tot minder dan een mens.
Ik slaap mij onder hun verlorenheid verloren.
53