SCHEMER
Andermaal hemelen wier adem om het huis tezamenloopt, een blauwe ruimtewolk. Mijn handen in het raamgat vangen wind, afkoelend licht. Ik zeg de dag zijn leven na: mensenmonden, stilte.
Ik tast de einder af en blijf alleen staan in de schemer die mijn ogen langzaam vervult. Een vogel loopt zijn laatste ronde door de tijd.
Bomen bekruisen zich met duisternis.
52