HET WORDT KOUDER
Iedereen blijft het aanzien:
de koele glimlach van de dag, de mensen in hun lichaa
Niemand slaat zijn handen voor zijn ogen
en kreunt zijn pijn kapot
omdat daar het gebeente der onschuldigen
nog altijd blootligt.
Geen schepsel houdt van angst zijn voetstap in omdat zijn oren klinken van het verwaaid geschreeuw der monden overal in de atmosfeer.
Dagelijks scheurt de zon
het donker open. Dagelijks verbloeit
een wereld. Het wordt kouder in de tijd.
De lijken zamelen te veel niet meer te redden stilte.
Elke seconde storten doden tussen de doden neer.
En alle levenden bewegen verder, handen en voeten hoog boven de dood, verloren in hun lichaamswarmte.
48