ER IS GEEN EINDE
Onder het donkere dak van geluid dat op de zeewind aangeschoven komt, loop ik de straten in en uit, tot in de wortel van mijn tong verstomd.
Een volgeladene met hoorbaarheid die door geen mond is na te spreken, een angstige die zich verspreidt naar alle hemelstreken.
Nachtwind woelt zich open in mijn leden, wolken blijven op mijn ogen staan.
In straten die ik heb doorschreden hoor ik mijn voetstappen vergaan.
Er is geen einde. De deuren beven nauwelijks, de ramen worden blind.
Altijd hetzelfde af geschermde leven, altijd dezelfde wind.
28