OORSPRONG
Zo uit het huis de wereld in gelopen,
werden wij aangesprongen door het vocht
dat uit de stenen sloeg. Alle poriën
bloedden mysterie. Wij moesten haastig
woorden bouwen om de angst
het zwijgen op te leggen
en werden dan toch ingenomen
door het alzijdig dringen van de middag
om onze huid, het dreigende schuiven
der ruimte, bomen die hun vingers op ons richtten,
de duinen die hun ruggen kromden
onder het donkere gewicht der stilte,
het grijze keelgat van de zee
dat wartaal losliet.
Al dieper naar de oorsprong weggezogen, totdat nog slechts een ademtocht ons van de chaos scheidde, zetten wij onze levens schrap.
De wind sloeg met zijn vleugels.
Mensen bewogen en openden straten.
Een droge snik doorbrak de eeuwigheid.
20