vergif ingenomen, doch in de vroege morgen ontdekten de verplegers dit en is zijn maag leeggepompt. Bij hoog en laag bleef hij later volhouden, dat het slechts verdovende middelen waren geweest, die hij ingenomen had om te kunnen slapen.
Weer gaat de tocht verder. We komen nu in de badinrichting, die netjes geschilderd is en er keurig onderhouden uitziet. Met een groot aantal van de gedetineerden hebben ze grote moeite om hen een bad te laten nemen, wat éénmaal per week verplicht is. Ik ontdek dan nog de „Kartoffelschalerei” en de verschillende kleine huisjes. In elk huisje woont nu één lid van het personeel met zijn gezin. Dan niet te vergeten het voormalig cafétje, dat nu dienst doet als cantine voor het personeel.
En ten slotte gaan we naar de Schouwburgzaal, waar destijds opvoeringen plaats vonden, die wedijveren konden met revue’s in Parijs en Londen. „Der Klubsessel des Herrn Kommandanten” ontbrak nu.
Na nog even een kijkje genomen te hebben tussen de verschillende barakken, met de wederwaardigheden en herinneringen daaraan verbonden en na nog enkele opnamen gemaakt te hebben, is het bezoek geëindigd en langs het Hoofdmagazijn, gaan wij door de smalle ingang, waar de soldaat staat met zijn geweer in de aanslag, er weer uit. We staan dan weer voor de „Kommandantur” en ik kijk nog even naar de villa van Gemmecke en de andere houten villa’s van zijn vroegere Duitse ondergeschikten. Op het laatst gaan wij nog naar het kamertje, waar wij onze opwachting maakten, toen Mevrouw Rita Boyenk wist door te dringen tot in het hol van de leeuw, om ons een bezoek te brengen. Weet U, dat wij aan die vrouw ons leven te danken hebben? Wat een gewaarwording om datzelfde hokje in de „Kommandantur”, waarin wij ons toen bevonden, nu weer te zien.
Wanneer ik mijn dank uitgebracht heb aan de commandant, voor de medewerking mij verleend, gaan wij terug naar Assen.
8