tijdstip hebt doen bereiken.” Verder mijn dank aan de Almachtige, dat Hij mij mijn kinderen heeft laten behouden.
Ik mag me echter nu niet laten gaan, zeker niet in het bijzijn van mijn twee begeleiders. We gaan dus naar de mannenafdeling. Aan het eind, op de plaats waar mijn slaapgelegenheid was, staat nu een kast, zodat het niet mogelijk is, een foto hiervan te maken. Dan maak ik maar een opname van de andere slaapplaatsen, de ijzeren ledikanten, welke nog uit de tijd van toen stammen. Je gruwelt nog wanneer je eraan denkt, dat hier op een bepaald tijdstip 500 mannen lagen, de ramen afgesloten waren met houten luiken, zodat alles potdicht zat en je dan de geallieerde vliegmachines boven je hoofd hoorde ronken. In deze afdeling zijn nu een tiental gevangenen aanwezig, vies en vuil, hun bagage rommelig en smerig en wanneer ik, teneinde een foto te kunnen maken, hun koffers met inhoud moet verplaatsen, overvalt me een gevoel van afkeer. Daarna bezichtig ik het washok met de lange zinken bak, waarboven een aantal kranen zijn aangebracht. In dit „hok” werd ik, enkele dagen na mijn aankomst hier, als zijnde een „S” (straf)-geval, van mijn hoofdhaar ontdaan.
We trekken het hele kamp door naar de 107, die vroeger gebruikt werd voor het onttakelen van de neergeschoten geallieerde vliegtuigen, komen bij het appèl-terrein, waar de „S”-gevallen op Zondagmorgen van 6 u. tot 8 u. de oefeningen van de SS moesten doen. Dan passeren wij het beroemde Ketelhuis en via de barakken 85 en 84 komen we bij het ziekenhuisterrein, waaromheen de ziekenhuisbarakken liggen. Ik ga ook hier nog even een kijkje nemen in de barak, waar ik zelf een tijdlang gelegen heb en waar ook nu twee zieken liggen. Ik sta nu op dezelfde plaats, waar ik destijds lag. Naast mij lag toen Nord, die pas door de Duitsers, tezamen met zijn dochter en schoonzoon, op zijn onderduikadres was gearresteerd en een verlamming gekregen had. ’s Nachts heeft hij toen
7