De volgende week zou 't komen, en de jongens schurkten zich van genot bij de gedachte alleen, en gnuifden Laurens toe ... !
,/Laurens, zeg... de brandspuit, hè?"
״Nou hè ... fijn!"
Als alles nou maar goed lukte, de proeven en zoo... Ja maar *t was hun meester best toevertrouwd, je zou wat zien...
De volgende week was een koude, natte winter-week. De straten lagen vol van een smerige, sneeuw-en modderbrij...
Dan wordt er zoowat geleden, vooral door de klein-tjes uit de lagere klassen.
Dan zetten de meesters, net als wanneer ’t regent, de schooldeur wat vroeger open, dat ze binnen bij de lekkere kachel kunnen gaan..,
Maar op een middag was Laurens er niet. Dat was iets ongewoons. Natuurlijk zou hij den volgenden dag wel weer komen ...
Maar volgenden dag was Laurens er ook niet.
Dat werd gek, want hoe moest het nu met de na-tuurkundeles als hij wéér niet kwam?
En zoo zonder bericht, dat was men toch van hem niet gewend!
De meester begon bezorgd te kijken en ook door de kinderen voer een onrust...
De volgende dag kwam, en geen Laurens.
Wat was dat nou?
Iedereen voelde, dat het geen zin zou hebben, de brandspuit zonder Laurens te behandelen. De beste haan uit de korf! Hij was immers degeen, die met zijn schrandere vragen en opmerkingen het levendigst de belangstelling van de klas zou uiten?
En de meester draaide het zoo, dat dien dag de
88