kwam, en blij dat hij op normale wijze de straatstee-nen bereikt had. Hij had een zeer onaangenaam gevoel in de maagstreek, en verlangde zijn eigen denken niet in *t gezicht te zien. Hij was verslagen, weg, knock-out en hij had zin om te vloeken, alle duivels uit de hel...
Hij wist het: hier was voor hem niet meer te doen; hier konden alleen de autoriteiten en de wet nog hel-pen. En het proces zou dan het gewone, noodzakelijke weggetje gaan; de ouders van leerling die-en-die wor-den opgeroepen ... om gehoord te worden..., en dan veroordeeld tot zoo-en-zooveel boete of dagen hechte-nis..., amen.
Op zijn best was er dan aan het schoolverzuim een eind gemaakt, als de mosterd niet al te lang na den maaltijd kwam. Maar daarmee was de verhouding tus-schen school en huis nog niet goed, en toch, — het werk voor het kind kan niet zoo vruchtdragend zijn als noodig is, wanneer er aan die verhouding te veel hapert.
Arm, klein Sijtje, dat als een kaatsebal heen en weer geworpen werd!
״ ... Zeg aan je moeder .. .״״
״ ... Zeg aan den meester •.."
De eenige verontschuldiging voor Sijtje’s moeder was, dat zij zelve lichamelijk zwak, het werk niet aan-kon, en verbitterd door een dronkaard-van-een-man, tegenover alles vijandig stond, dat het in de wereld beter had dan zij. Het waren haar onmacht en haar ongeluk, die zij op de menschen wreekte, en onbewust, ook op haar kind.
Veel van dit alles ging den meester door het hoofd, toen hij op het kleine meisje neerkeek dat hem met de kous, de plicht-van-de-breipen voorhield.
Hij had er bijna om kunnen lachen, — als het niet
74