Zoo is een vrouw. Zij ziet het portret, maar bekom-mert zich om geen achtergrond. De scherpe blik van haar intuïtie neemt het allerbelangrijkste helder in zich op, maar verwaarloost de bijzaken.
Totdat de Tijd komt, die óók een schoolmeester is, een teekenmeester, die met onuitputtelijk geduld alles volteekent, wat wij schetsmatig hebben gelaten. Met een schaduwtje hier, een streepje daar, een doezeltje ginds, zal hij ons die volle werkelijkheid voor oogen tooveren, die wij ten deele negeerden; daar hij met wat geleidelijk aangebrachte bewustwordingen, — met een indruk hier, een verrassing ginds, een begrijpen straks, een blijdschap en een verwondering weldra, die tot een openbaring worden, — onze voorstelling zoolang wij-zigt en aanvult, tot wij den mensch zien, niet meer als wezen apart, maar als een deel van zijn werk, op den achtergrond van zijn maatschappelijke functie. En dat levenswerk, waar hij ten deele wellicht innig mee har-monieert door zijn aanleg en roeping, door de vreugde ook, die in allen arbeid is, maar anderdeels weer scherp tegen uitkomt door de moeite en strijd, die alle arbeid brengt, zal zijn beeld als geheel pas het relief geven, dat hem doet zien in zijn volle diepte.
Wij leeren kennen en liefhebben het individu, maar ten slotte vinden wij ons doordrongen en gewijzigd en meegesleept door den gemeenschapsmensch. De twee stroomen, samenvloeiend door sympathie, worden be-invloed, veel meer nog dan door elkander, door de ontzaglijke bedding, die voortaan hun beider loop be-paalt.
Er gebeurt altijd veel meer dan wij weten, wanneer wij met onze kleine daden ons leven denken te rich-ten; wij zijn als de man die argeloos op een knopje drukt, en daarmee het schip te water laat.
Gezegend zij, die in de ongewilde en onbevroede
10