gruwel als zij wordt toegepast op een stukje kunst!) of het ontleden (die schandelijke vivisectie!) hoogtij viert. Dan moeten de kinderen ,,in hun eigen woorden" — och armen! — hetzelfde zeggen wat den kunstenaar in het delirium der hoogste extase, onder aanwending van al zijn zielekrachten, nog maar nauwelijks gelukt is, op de eenige manier die hem juist en passend leek, zoo ongeveer tot uiting te brengen; alsof er dan nog andere woorden, die het even goed uitdrukten, moge-lijk waren! — Of wel, zij worden tot het besef gebracht, dat men het belang van Vondel of een anderen groote begrepen heeft, als men hem correct taal- en redekun-dig ״ontleden״ kan!
Natuurlijk zou er op zichzelf niets te zeggen zijn tegen zulk een taalkundige oefening (die tevens een oefening in denken is), als de dingen van werkelijke en oneindig veel hoogere waarde daarbij niet in de verdrukking kwamen en de heerlijke ongerepte schoon-heid van het gegevene op die manier niet hopeloos ver-hanseld werd, — terwijl er bovendien alle kans is, dat de kinderen door die mishandeling der leerstof, een haat krijgen aan de beste stukken onzer litteratuur en meenen dat zij alleen geschreven zijn, om toekomstige examinandi te plagen.
Maar er zijn ook leeslessen van een ander soort; er zijn ook meesters, die een gedicht niet aan een kind ter voordracht durven toevertrouwen, omdat zij weten dat zij zelf nauwelijks in staat zullen zijn, de volle schoon-heid van het stuk tot haar recht te laten komen. Dat zijn zij, die met heiligen schroom de geliefde schatten naderen, en wanneer zulk een eenvoudig vroom man voor de klas staat, dan kunnen er oogenblikken komen, dat er een groote ontroering gaat door die kleine ge-meenschap, die zich voor een oogenblik opgeheven voelt tot de hoogste hoogten; en al hebben de kinderen
166