en een korte wijle mogen vertoeven in de geheime ka-meren der wetenschap ,... Zij voelden, dat het tijd werd om de vleugelen uit te slaan en meenden, den hemel al te kunnen veroveren,,,
Wat was hun nu nog het oude leven? Wat was hun het café, en het dandypakje, en de sigaar, en het meisje zelfs, dat nog kort te voren, den grooten strik in 't haar, schuin naar hen omkijkend, voorbij was geschich-tigd, en waarvan zij met een bewonderingswaardig vol-hardingsvermogen de faits et gestes hadden uitge-vorscht * ״. ?
Zij wilden de wereld hervormen!
Er was een andere toon in de gesprekken, in de de-batten gekomen, die ,s avonds als zij bij elkaar zaten, — en hoe zochten elkaar die innerlijk groeiende we-zens! — oprumoerden of in vertrouwelijken, diepen ernst voortwoekerden en van zich vormende overtui-gingen spraken. Men weet dat nergens de boomen zoo hoog en zoo snel groeien als onder de lamp?
En zoo vormden zich, uit de materie der volgroeide, rijpe, langzaam uit-elkander-vallende klas, de clubjes der gelijkgezinden, die het toch zoo hartstochtelijk on-eens konden zijn, omdat ieder van hen weer de eigen persoonlijkheid naar buiten voelde dringen,,,
En midden in die Sturm-und-Drangperiode, net toen ’t goed begon te worden, kwam plotseling het einde van hun heerlijken kweekschooltijd, het einde van hun jon-gensleven, — Met de acte in hun zak, waren zij zelf-standig geworden, en zij werden als een stroom frisch jong bloed in de maatschappij gestort, als een nieuw goed zaaisel opgenomen en ieder ging zijn weg en vond zijn plaats en taak.
Toen kon ,t eigenlijke leeren pas beginnen. Want schoolmeester wordt men niet, al is 't op de beste
156