De lamp van den meester

ambt, en zij moesten wel naar de vogels toe, om ze opnieuw te leeren!

Ja, leeren, je onderwerpen, dat is het moeilijke״ *, Want er is ook het leven, het weerbarstige, eigen-zinnige leven, dat zich niet voegen wil,, , !

Op een avond staat de lamp heel stilletjes te stralen op een onrustigen jongen, die te rekenen zit״

En hij zit al heel lang te rekenen, in den warmen gelen lampeschijn, die hem en het schrift en het reken-boek gevangen houdt״״״ En naar zijn meening zal hij nog uren moeten zitten, neen eeuwen, als hij wachten wil tot die sommen uitkomen. ״״ Want het is of de duivel in ze gevaren is: ze willen vanavond niet.,, ze willen nooit ״ - *

En wéér een groote haal erdoor en wéér een blaadje nijdig verscheurd, en wéér een nieuwe berekening op-gezet,,.

Dezen keer zal *t lukken״ —

En ook dezen keer lukt het weer niet, hij weet het: *t zal nooit lukken, de som kan niet uitkomen, de som is fout en het rekenboek is fout en de heele wereld is fout, en het is onmogelijk om ooit meester te worden als men zóó met de stof moet worstelen ״ ״ ״

En de klok slaat al zoo’n laat uur . ״ ״ De tranen springen den jongen in de oogen, — na deze som ko-men er nog zooveel, en hij zal nooit klaarkomen ״ ״ ״ Maar de tranen worden weggeveegd en er wordt wéér begonnen ,, ״

Dezen keer zal de som uitkomen, zij moét uitkomen; elk cijfertje zal hij nagaan, hij zal ze dwingen om te doen naar zijn wil., ״

Ijverig gaat hij aan den gang ״ ״ ״

En dan, plotseling, als ״t wéér mis is, springt hij op. Alle verwenschingen, die dat jongensbrein kent, (het zijn er nog niet veel!) komen tegelijk te voorschijn, ״ -

148