Er is een reuzen-bolsjewiekenbaard gegroeid aan wat eens het appelkopje was. Maar ge moet er niet bang voor zijn! Hij is niet zoo schrikbarend als hij er uit-ziet. Wat mij betreft, ik ben niet bezorgd, noch voor zijn zieleheil, noch voor de rampen, die hij om zich heen zal aanrichten. -. Want ik weet, dat hij in zijn hart dezelfde gevoelige, beste brave jongen, —wat zeg ik: jongen? -.. man en vader al! — gebleven is, die hij eenmaal was. En onder ons gezegd en gezwegen: hij eet uit de hand ... !
Naschrift.
Ik moet nog een naschrift schrijven over het Appel-kopje en den Geleerde, want ik heb het gevoel, dat ik nog niet alles gezegd heb. Ook hun geschiedenis ver-langt een slot, zij het er dan een, uitgestippeld in de lichtende lijnen, die onze verbeelding in de toekomst trekt, en die telkens weer uitgewischt worden door de groeiende werkelijkheid.
Spreken wij eerstens over onzen appelenboy.
Het is met een ontwikkelingsgang een raar ding. Zóó denk je den aal bij den staart te hebben, of wip: daar is hij alweer een eind verder. Natuurlijk is Gerrie niet blijven stilstaan, op het oogenblik, dat ik hem verlaten heb. Neen, hij is doorgegaan, en bij hem mag het wel heeten: Thistoire se répète; daar heeft hij me zoowaar op zijn weg weer de vischjes, en de planten, de wieren, de donderkoppen en de cellen, met hun heele gevolg van biologie en embryologie en de hemel weet wat meer, ontmoet! En achter hen aan kwamen de kristal-Ien en de moleculen en de atomen en de electronen en de sterren... de heele Kosmos kwam er aanzetten, om te vragen waar Gerrie nu toch bleef, of hij er dan hee-lemaal geen belang meer in stelde en dat hij anders gauw moest maken, dat hij er bij kwam, omdat het nu juist zoo interessant begon te worden ...
138