niet droeg, gnuifde zij van verwachting en heimelijk pleizier.
Maar de meester voelde wèl de verantwoordelijk-heid, en maakte zich gereed om de critiek en de waar-schuwingen te laten hooren, die zijn bezorgdheid hem ingaf.
״Weet je wel jongen, hoeveel studie daarvoor nog noodig is, vooral daar je wel heel wat vergeten zult zijn?
Je zult alles weer moeten inhalen en dan pas op-nieuw beginnen, een vak te leeren, terwijl je er toch al een kent. En je moet er ook aanleg voor hebben, want als je bijvoorbeeld geen orde kunt houden, is het schoolmeestersvak een ramp. Je moet het vooral ook niet te mooi zien, want het is een vak vol teleurstel-lingen en tegenslagen, laat je dat gezegd zijn, een wer-ken met de ziel, dat je kapot kan maken en van de zenuwen het bovenmenschelijke eischt, al kun je er ook innig gelukkig in zijn. Je werkt dan met psychische grootheden, — dat is heel wat anders dan met een smidshamer! Eigenlijk moest een mensch ook nooit van vak veranderen, hij moet tenminste wel heel goed weten, wat hij doet, voor hij daartoe overgaat. Liever bekwaam in één vak, dan een kruk in vele. — En je stelt er je misschien gouden bergen van voor, maar in werkelijkheid zul je beginnen met het minimum-sala-ris, op een leeftijd dat een ander al aan trouwen denkt, en dat bedraagt veel minder dan een werkmansloon, terwijl je er iederen dag netjes van voor den dag moet komen. Je bent dan een minimum-lijder, denk daarom, en dat blijf je je heele leven zoo״n beetje,״
״Ja״, zei zijn vrouw, toen de meester even adem schepte: ״waar is waar: bij de schoolmeesters gaat het zóó krap toe, dat de muizen er doodvallen voor de kasten; en er moet geen ongeluk gebeuren, want het geld hebben zij precies afgepast voor eiken dag van
131