Ik zal niet zeggen, dat de ander nu juist zoon spij-belaar was! Neen, hij deed eerlijk zijn best en toen de schooltijd om was, kwam hij ״op ,t fabriek״’ en werd een flink werkman, — dat leek hem al heel mooi en verder keek hij niet״
Maar nu gaan we zien, hoe zijn kleedje geweven is en let eens op, hoeveel kleuren Onze Lieve Heer daar-bij wel gebruikt heeft! Daar is vast de heele manufac-turenwinkel van de Zon aan te pas moeten komen, — de heele staalkaart van het spectrum is er voor geraad-pleegd, en nog weet je niet, wat voor vreemde tinten en vormen er voor den dag zullen komen, eer dat kleedje afgeweven is, en wat voor eindpatroon, wat voor hoofdmotief het dan per slot van rekening te zien zal geven. Eigenlijk weten we dat van niemands kleedje voor het af is ,..
't Was dan in zeker voorjaar, toen onze jonge werk-man zijn vak al aardig te pakken begon te krijgen, en de patroon hem een goed getuigschrift niet meer wei-geren kon, dat hij plotseling den kolder in den kop kreeg en den hort op ging, de wereld in, als de ouder-wetsche handwerksgezellen, om te reizen ״op zijn vak״*. — Dat was een avontuurlijk bestaan. Je sloot je gemakkelijk aan bij een paar kameraads van inter-nationale hoedanigheid, die je onderwijl nog wat talen-kennis deden aanwaaien, en die ״vriendschap van den weg**, waarin je trouw samen leed, genoot, ontbeerde, en van gedachten wisselde, verbreedde je blik, en deed het enge schilletje van kleine, onwennige, provinciale benepenheid, dat je gedachtenleven omspande, gemak-kelijk barsten. Zoo zijn eeuwen aan eeuwen handwerks-gezellen de wereld doorgetrokken, overal de sporen hunner beschaving met zich voerende, gedachten ver-spreidend en uitwisselend en verzamelend, en hebben bevruchtend gewerkt, zooals de bijen, die den honing peuren en het stuifmeel verspreiden, bevruchtend wer
128